Angstoornissen
In 2003 werd het aantal personen van 13 jaar en ouder met een angststoornis op basis van landelijke epidemiologisch onderzoeken geschat op 1.701.000 (558.000 mannen en 1.143.000 vrouwen). Dat zijn 83 per 1.000 mannen en 165 per 1.000 vrouwen van 13 jaar en ouder. Jaarlijks krijgt 3,1% van de volwassen bevolking tussen 18 en 65 jaar voor het eerst een angststoornis; 4,6% van de vrouwen en 1,6% van de mannen (Vollebergh et al., 2003). Vrijwel alle angststoornissen komen meer voor onder vrouwen dan onder mannen. Globaal komen angststoornissen ongeveer evenveel voor onder zowel jeugdigen, volwassenen als ouderen. In alle leeftijdsgroepen is vooral het aantal personen met fobieën erg hoog. De meest effectieve behandelingen zijn (cognitieve)gedragstherapie en farmacotherapie (antidepressiva).
In de twee meest gebruikte classificatiesystemen voor psychische stoornissen (de DSM-IV van de American Psychiatric Association en de ICD-10 van de World Health Organisation) is het gemeenschappelijk kenmerk van de groep van angststoornissen dat er sprake is van angstige reacties die bovenmatig zijn doordat de persoon angst vertoont in de afwezigheid van gevaar of de mate van angst in geen verhouding staat tot de mate van reëel gevaar. Hiernaast is van belang dat deze angstige reacties de persoon hinderen in zijn sociaal of beroepsmatig functioneren.
Vragenlijsten
- screening
- interviews
- zelfbeoordelingsvragenlijsten
Boeken
Klik hier voor boeken over angststoornissen
Referentie
Vollebergh WAM, Graaf R de, Have M ten, Schoemaker CG, Dorsselaer S van, Spijker J, et al. Psychische stoornissen in Nederland: overzicht van de resultaten van NEMESIS. Utrecht: Trimbos-instituut, 2003.
MDR angststoornissen