Psychiatrie en media

Verantwoording

Deze webpagina's gaan in op de beïnvloeding van de massamedia op kennis, opvattingen en attitudes over de psychiatrie bij de bevolking.

Naast de rol van de massamedia als ‘publieksvoorlichter' komen ook de bijeffecten van stigmatisering aan de orde.

Ten slotte gaan we in op stigmabestrijding en imagoverbetering van de psychiatrie/geestelijke gezondheidszorg.

Sites over Stigma en stigmabestrijding

Publieke voorlichting over de psychiatrie in de media

Slechts een beperkte groep van de Nederlandse bevolking heeft enigermate professionele expertise in de psychiatrie: naar schatting heeft ongeveer 2,5% van de Nederlanders via beroep of studie meer of minder ‘objectieve’ kennis over ons vakgebied.

Daarnaast is een flink deel van onze bevolking als ervaringsdeskundige te beschouwen: 20-25% van de bevolking krijgt zelf gedurende het leven met een psychiatrische stoornis te maken.

Ongeveer een zelfde percentage doet ervaring op als ‘naaste’ van een psychiatrische patiënt.

Het belang van de massamedia voor de psychiatrie is erin gelegen dat diegene die niet enigermate geprofessionaliseerd is, voor ongeveer 80% zijn of haar kennis ontleent aan de massamedia (radio en televisie).

Daarnaast is interactieve informatieverzameling via internet sterk in opkomst. Dit varieert van cliënten-chatboxen tot voorlichtende sites van redelijke kwaliteit.

De kwaliteit van de kennis, maar vooral de opinies en attitudes die door de massamedia worden uitgedragen, zijn dan voor ons vak van het grootste belang.

Wel moeten we ons realiseren dat journalisten en producenten van de verschillende genres (nieuws, amusement, discussie- en ’human interest’programma’s, enz.) meestal ‘leken’ op psychiatrisch gebied zijn.

Een de bekendste onderzoekers van psychiatrie in de media, G. Philo (zie Verder wegwijs op het gebied van psychiatrie en media), gaf aan dat men de gepresenteerde items over ons vak over de volgende, kenmerkende categorieën kan verdelen:
* komisch (2%),
* beschadigend voor anderen (66%),
* beschadigend voor zichzelf (13%),
* adviserend/educatief (18%),
* zelfkritisch -over ons vak- (1%).

In deze inhoudsanalyses vallen ‘adviserende’ items dus in het niet bij ‘beschadigende’ items.

Dit betekent dat de massamedia een belangrijke ‘publieksvoorlichter’ op ons vakgebied zijn, maar dit gaat ten koste van veel misvattingen en ongunstige, stigmatiserende opinies.

Tips voor de psychiater als voorlichter in de media

Vaak wordt de psychiater in geval van incidenten met patiënten gevraagd te reageren voor de media, meestal voor radio of televisie.

Vooraf moet u zich bewust zijn van de volgende uitgangssituatie: de psychiatrie en de massamedia hebben deels tegenstrijdige, deels parallelle doelstellingen.
Bij de massamedia gaat het niet om publieke voorlichting, destigmatisering of imagoverbetering van de psychiatrie, maar om geloofwaardige, een breed publiek aansprekende presentaties of verhalen, die kunnen concurreren in een oceaan van informatie die wordt uitgezonden.

Belangrijk zijn items met een hoge nieuwswaarde: zij moeten opzienbarend (primeur), sensationeel, onthullend, spraakmakend zijn.

Soortgelijke items zijn volop in ons vak voorhanden, vandaar dat de psychiatrie in principe een goed ‘mediaproduct’ is.

Uit inhoudsanalyses is naar voren gekomen dat de top-8 van psychiatrische nieuwsincidenten als volgt is:
* geweldsdelicten,
* suïcide,
* seksueel misbruik (incest, pedofilie),
* zelfverwaarlozing,
* behandeling onder dwang,
* kindermishandeling,
* trauma,
* wachtlijstproblematiek.

U kunt zich goed op deze items voorbereiden door van standaard boodschappen gebruik te maken zoals die door de American Psychiatric Association op zogenoemde factsheets zijn vastgelegd.

En ook de American Psychological Association besteedt veel aandacht aan publieke voorlichting over psychiatrische problematiek

Dergelijke standaard boodschappen bestaan uit een kort feitenrelaas en een aantal ‘soundbites’ (trefzekere ‘one-liners’ met een hoog informatiegehalte).

Na deze uitgangspunten dient u zich de volgende vragen te stellen:
Ben ik zelf de meest aangewezene om te reageren?
In geval van een psychiatrisch incident als suïcide of geweldpleging, dient te worden gereageerd door de betrokken discipline, bijvoorbeeld de psychiater.
Gezien de emotionele lading van het incident is het beter niet de direct betrokkenen te laten reageren, maar een naaste collega die goed geïnformeerd is over de toedracht van het incident.

Welke boodschap moet ik uitzenden?
Het is het beste het incident te verbreden naar de klinische werkelijkheid en het incident te vertalen naar een probleem in de behandeling of verpleging.
Het is goed hierbij terug te vallen op een voornoemde standaard boodschap over de betreffende stoornis.
Ook maakt uhet onderwerp iets algemener.
En passant probeert u een aantal voor de hand liggende stigmatiserende vooroordelen te bestrijden welke altijd te maken hebben met exclusie, controle of compassie (zie Stigma en stigmabestrijding).

Op welke wijze zal ik mijn reactie geven?
Vorm is belangrijker dan inhoud.
Reageer op de vraag maar antwoord niet rechtstreeks.
Probeer 1 à 2 boodschappen te formuleren die rechtstreeks met de vraag te maken hebben.
Neem een voorbeeld aan de stijl van ervaren politici die worden geïnterviewd en houd de slogan van Kissinger in gedachten, die eens tegen journalisten gezegd zou hebben: "Do you have questions for my answers?"

Let daarom op de wijze van communiceren en concentreert u zich dan ook op de volgende punten:
Probeer een werkrelatie met de journalist te vestigen door na te gaan welke doelstellingen hij met de vragen beoogt en tot welke doelgroep hij/zij zich wil richten.
Meestal heeft de journalist al een verhaal in het hoofd en wil bevestiging door de deskundige. Weest u zich van dergelijke tegenstellingen bewust, doch probeer de gemeenschappelijke uitgangspunten te vinden.
Voor ons is ook een informatief aansprekend relaas van belang, maar het hoeft niet per se sensationeel, onthullend, opzienbarend, kortom een primeur te zijn.
Maak eventueel de tegenstrijdige doelstellingen duidelijk in een situatie van ‘agree to disagree’.

Weest u zich bewust van de tijdsbeperking.
Bij nieuws heeft u heeft 30 seconden tot 1 minuut de tijd om een, hoogstens twee boodschappen kort en bondig en met name goed beargumenteerd naar voren te brengen.
Achtergrondprogramma’s bieden meer tijd, maar ook niet meer dan 2 à 3 minuten voor twee boodschappen.
Daarom geen uitweidingen en vooral geen uitzonderingen op de boodschappen naar voren brengen.
Het gesprek met de redactie vooraf kan ten onrechte de indruk wekken, dat u veel tijd heeft.

Toonzetting moet assertief zijn, niet verdedigend.
Concreet, begrijpbaar voor de doelgroep en optimistisch. Met eventueel lichte, wat afstandelijke humor, zeker geen hemelse verontwaardiging.

Realiseer u voor wie deze boodschappen bestemd zijn.
Richt u dus op direct betrokkenen, buren, politie, familieleden, enz.

Gevoel gaat voor ratio.
Benadruk de emotionele aspecten in de boodschap voor de doelgroep (bijvoorbeeld boosheid en verdriet bij nabestaanden na een suïcide).

Verduidelijk situaties door anekdotes of analogieën.
Gebruik geen statistieken of getallen.

Vermijd uitweiding.
Ga zo snel mogelijk via een brug terug naar de oorspronkelijke boodschappen.

Is er tijd over, herhaal de boodschap dan (nogmaals).

Vraag een collega om hier vooraf in te oefenen.

De limiet is altijd de privacy van de specifieke patiënt.
Wel kunt u het verhaal anonimiseren of als een anekdotische analogie vertellen.

Kijk goed naar de context van het programma.
Betreft het bijvoorbeeld onthullingsjournalistiek, een documentaire, een ‘human-interest’ programma.
Pas boodschappen en toonzettingen aan deze context aan.

Stigma en stigmabestrijding

Stigmatisering van psychiatrische patiënten resulteert in achterstelling in professionele, interpersoonlijke en sociale situaties.

Sociaal-psychologisch is het op te vatten als stereotypen en vooroordelen op grond van een gemakzuchtige neiging tot sociale categorisering.

Stigmatisering is gebaseerd op globale zwart-witte, meestal foutieve opvattingen met een sterk negatief gevoelsmatige lading.

Bij vooroordelen ten aanzien van psychiatrische patiënten is altijd een drietal dimensies in het spel.

Ten eerste worden psychiatrische patiënten gevaarlijk en onberekenbaar geacht, zodanig dat men hen wil uitsluiten uit het maatschappelijk leven. Dit geeft ook aan dat men een gesloten opname vaak als een oplossing ziet.

De tweede dimensie heeft te maken met wanorde, verwaarlozing, openbare-ordeproblemen, die aan psychiatrische patiënten worden toegeschreven. Heropvoeding en tucht zouden daarom in de bejegening van ex-psychiatrische patiënten een grote rol moeten spelen. Dit vooroordeel klinkt ook door in de vaak gehoorde roep om dwangbehandeling.

Ten slotte is er nog een derde dimensie, de compassie, die te maken heeft met de eigen angst psychiatrisch ziek te worden en dus ook met de psychiatrische patiënt als slachtoffer, waarmee men mededogen heeft.

Imagoverbetering van de psychiatrie/GGZ

Het imago van de GGZ is blijkens recente onderzoeken, zoals dat van het Consumentenplatform Gezondheidszorg (1999) zeer middelmatig te noemen. Uit deze representatieve steekproef bleek er weinig vertrouwen in de GGZ.

Voor de potentiële cliënt is het onduidelijk wat er achter onze deuren gebeurt. Ook is het niet helder welke problemen daar serieus genomen worden en welke niet. Er is onduidelijkheid over het product, of liever gezegd, het behandelingsproces dat men moet ondergaan: wat moet de eigen inbreng zijn, welke motivatie moet men hebben en welke verantwoordelijkheid moet men zelf nemen.

Ook bij andere doelgroepen waarmee de GGZ een afhankelijkheidsrelatie heeft, bestaan imagoproblemen. Politie en justitie vragen zich af waarom wij psychiatrische patiënten als daklozen op de straten laten verkommeren. Werkgevers zeggen dat zij niet weten hoe zij met psychiatrische patiënten moeten omgaan en willen daarvoor tips. Bij niet-psychiatrisch medisch specialisten heeft de psychiater een betrekkelijk lage status. Ten slotte is er een situatie gegroeid dat GGZ slechts 6-8% van het gezondheidszorgbudget toegewezen krijgt, hetgeen in verhouding tot de aangeboden problematiek relatief te laag is.

In samenwerking met de GGZ Nederland, het Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid en de Universiteit Twente wordt een aantal conferenties en werkmiddagen georganiseerd om medewerkers uit verschillende geledingen van de GGZ te ondersteunen in het verbeteren van hun imago naar verschillende doelgroepen.

In 2001 hebben de volgende conferenties plaatsgevonden:
* Imagoverbetering van de GGZ; Omgaan met de media.
* Het ontwerpen van een communicatiebeleidsplan in de GGZ.


Verder wegwijs op het gebied van psychiatrie en media

Inaugurele rede
Kraan, prof. dr. Herro F. (1999). Gekken kijken. Gewenste en verwenste beeldvorming over de psychiatrie. NFGV, STOOGG, Universiteit Twente. ISBN 90 3651395 2. Bestellen via de auteur.
De inaugurele rede van de redacteur van deze rubriek biedt een korte samenvatting over de misvattingen en stigmatiserende boodschappen in de media.

Standaardwerken
Wahl Ph. D., Otto F. (1996). Media Madness: Public Images of Mental Illness. New Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press. Zie Sites Verder wegwijs op het gebied van psychiatrie en media.

Philo, G. (1996). Media and Mental Distress. Longman. Zie Sites Verder wegwijs op het gebied van psychiatrie en media.

Onderzoek
De Glasgow Media Group onder leiding van G. Philo doet veel onderzoek naar stigmatiserende effecten van de media en is ook actief in Media Watch campagnes. Op de website van de Glasgow University Mass Media Unit vindt u o.a. theoretische verklaringen over de omvang van de media-effecten. Zie Sites Verder wegwijs op het gebied van psychiatrie en media.

Artikel
Corrigan P.W., Penn D.L. (1999). Lessons from social psychology on descrediting psychiatric stigma. American Psychology, 54, 765-776.
Een wetenschappelijk goed onderbouwd artikel over stigma.

Kraan, prof. dr. Herro F. (1999). NFGV, STOOGG, Universiteit Twente. ISBN 90 3651395 2. Bestellen via de .Wahl Ph. D., Otto F. (1996). Media Madness: Public Images of Mental Illness. New Brunswick, New Jersey: Rutgers University Press. Zie Philo, G. (1996). Media and Mental Distress. Longman. Zie De Glasgow Media Group onder leiding van G. Philo doet veel onderzoek naar stigmatiserende effecten van de media en is ook actief in Media Watch campagnes. Op de website van de Glasgow University Mass Media Unit vindt u o.a. theoretische verklaringen over de omvang van de media-effecten. Zie Corrigan P.W., Penn D.L. (1999). Lessons from social psychology on descrediting psychiatric stigma. , 54, 765-776.